Als ik zaterdag voor zeven uur naar buiten wil is het hotel nog in diepe rust, en alles is op slot. Dat wordt lastig morgen als we om 6:30 met de vogelgids Mario op stap moeten. Na het ontbijt vragen we na hoe het zit, maar dat lukt niet erg in het Engels. De receptioniste belt de manager, die wel Engels spreekt. Hij legt uit dat het hek niet echt op slot is, dat lijkt alleen maar zo. En hij geeft ons een grotere kamer als we vragen of we echt alleen de kleinste kunnen krijgen.
Gedurende de dag verkennen we de vallei. Het is een krater; de randen zijn nog rondom behoorlijk hoog. Dus er zijn de nodige watervallen en hikes. In de meeste gevallen wordt een kleine bijdrage gevraagd door de eigenaren, varierend van 1 tot 4 dollar. Mozes Falls was nog wel de leukste, daar kun je een eindje canyon in lopen. De meeste gasten blijven hangen op het parkeerterrein.
We gaan naar de orchideeëntuin, maar dat stelt niet zoveel voor. Het is blijkbaar niet het seizoen, dus we zien vooral knollen en bladeren (en vogeltjes).
Maar ook zonder attracties is de vallei interessant: er zijn de nodige wegen bergop waar je snel het toeristme achter je laat. Je komt dan in relatief arme gebieden waar kleine boeren wonen. Op de vulkaanrand is het goed boeren: lekker warm (20+ graden) en 100% luchtvochtigheid. Het is daar ook heel mooi; veel varens, bromelia’s en orchideeën.
’s Avonds eten we bij het restaurant van het hotel. Bediening en eten zijn verbazingwekkend goed na onze niet zo geweldige ontbijt ervaring eerder op de dag.
[wowslider id="27"]