Maandag is het mooi weer, zonnig en wat rustiger. De wind heeft wat meer noord in zich, wat de tocht naar de Elbe aangenamer zal maken. Met de wind recht van achteren, zoals van Vlieland naar Norderney, schommelt de boot veel meer op de golven, met zijwind zorgt de druk in het zeil voor rust aan boord.
’s Ochtends eerst rustig uitslapen, rommelen, fotorondje, wat boodschappen doen, het vakantieleven. Om 14:30 uur vertrekken we uit de box. De haven in Norderney is heel groot, dus we kunnen rustig alles aan boord opruimen voor we naar buiten gaan.
In de haven staat niet veel wind, maar op zee wellicht wel, dus we beginnen voorzichtig met een rif in het grootzeil. Helaas gaat dat niet helemaal goed, we zetten het zeil te strak waardoor de haak breekt. Dan maar met het tweede rif, safety first.
Op de motor varen we de eerste paar kilometer tegen de wind langs het eiland. Het is daar erg ruig, de boot krijgt een flink zoutwaterbad. Het wordt allemaal rustig als we de Dovetief geul kunnen volgen langs het strand richting oosten. Dan kan de kotterfok erbij. Deze geul loopt over de ondiepte voor het eiland, en er staan wel hele lange deininggolven. Mooi om te zien hoe de boot op en neer gaat op die golven.
Eenmaal op zee staat er minder wind dan verwacht, minder dan vlak bij Norderney, dus toch maar eens kijken of we een andere haak hebben voor het eerste rif. Die is er inderdaad, dus we kunnen toch met het eerste rif verder. De wind blijft op 14-16 knopen hangen, dus wat later zetten we alle zeilen. Volgens schema hebben we het eerste stuk stroom tegen; we lopen tegen de 6 knopen over de grond.
Na een aantal uren kruisen we de Jade en Weser, elk ook behoorlijk drukke rivieren voor de grote vaart. Het laatste stuk op zee voert door een ankerplaats voor de grote vaart. Je kunt dan dicht langs de grote schepen zeilen, dat is altijd wel leuk.
Rond half tien in de avond zijn we bij de Elbe monding, keurig op schema. We hebben flink stroom mee naar de Elbe, de snelheid loopt dan op tot 9 knopen. In de Elbe zelf worden we geacht vlak langs de zandbanken te varen, waar vrijwel geen stroom blijkt te staan. De wind houdt er ook mee op, dus tegen middernacht strijken we de zeilen om op de motor verder te varen naar Brunsbüttel. Het laatste stuk (vanaf Cuxhaven) is de Elbe een smallere rivier geworden, daar staat wel de beloofde 3 knopen stroom mee. Het laatste stuk gaan we met 10 knopen richting sluis.
Als we tegen drie uur bij de sluis aankomen wordt het al een beetje licht aan de horizon. Het sluisverkeer voor plezierjachten is heel precies geregeld, en ook midden in de nacht geldt het protocol. Je moet op een wachtplek gaan dobberen, dan ziet de sluismeester je. De sluismeester besluit dan op enig moment dat jachten geschut kunnen worden, en hij (of zij) zet het licht op wit-knipperen. Je mag dan de voorhaven en de sluis in. Als je de sluis wel oproept op de marifoon krijg je antwoord, maar ook deze instructies. Duitsers houden van hun regeltjes.
In de sluis leggen we vast aan het ponton, en zonder dat er verder een woord wordt gewisseld via de marifoon, gaan na enige tijd de sluisdeuren dicht, en aan de andere kant weer open.
Als we om 3:30 uur de sluis uitvaren, mogen we zo verder. In het donkerste deel van de nacht (tussen 23:00 uur en 3:30 uur) mag er door jachten niet op het kanaal worden gevaren. De timing van deze trip zag dus heel nauw, en het kwam goed uit dat het hoogwater bij Brunsbüttel samenviel met het moment dat je op het kanaal weer mag varen.
Elly vaart het eerste stuk op het kanaal, zodat ik ook even wat kan slapen. Zij heeft onderweg tweemaal een uurtje geslapen. Na twee uurtjes moet het weer kunnen, en neem ik het stuur weer over. Het is vrijwel windstil, niet heel warm, maar wel mooi weer. Acht uur later, om 11:30 uur zijn we bij de sluis van Kiel. Daar is het druk met jachten en met grote vaart.
Duitsland is soms een heel modern land, maar het Nord-Ostsee kanaal heeft duidelijk geen prioriteit. Bij Kiel zijn vier sluizen, twee grote voor de zeevaart, en twee kleine voor kleine vrachtschepen en jachten. De kleine sluizen zijn al een paar jaar buiten gebruik, die zijn toe aan een grote opknapbeurt. Van de grote sluizen is er ook één in onderhoud, zodat nu al het verkeer door één sluis moet. Dat doen ze als volgt: eerst gaat het grootste schip er in, dan de kleinere beroepsvaart, en tenslotte mogen de jachten de resterende ruimte naar eigen inzicht vullen. Voorheen moest je dan de sluis uitklimmen om te betalen voor de kanaaldoorgang, maar dit jaar hebben ze bedacht dat dit toch te onveilig is. Het is nu even gratis, hangende een definitieve oplossing. Die zou later dit jaar moeten komen.
Voor ons is het deze keer een soepele doorgang, vrijwel geen wind, niet al te druk, en goed voorbereid leggen we makkelijk aan. Een uur wachten, een klein uur schutten, en we zijn er door. Na de sluis zoeken we een plekje in de haven van Laboe. Het was even zoeken, maar uiteindelijk hebben we een beste plek.
Na aankomst om half drie even lekker bijkomen met een biertje in de zon. Al snel lig ik te slapen. Om acht uur ’s avonds gaan we nog wat eten in Laboe, maar daar ben ik dan eigenlijk te moe voor. Vroeg naar bed dus.