Vanaf vrijdag staat er een aantal dagen een sterke westenwind, meest kracht 5 volgens de voorspelling, af en toe 6. We besluiten vrijdag nog voor hoog water weg te gaan richting Norderney, zodat we het laatste stuk in elk geval stroom mee hebben (vanaf de Eemsmond).
Als we om 8 uur weg gaan, staat de vloedstroom nog, dus we varen op de motor pal tegen de wind in het zeegat van de Stortemelk uit. In het zeegat staat 15 knopen wind, pal west.
Na een klein uurtje kan het zeil op, met een bakstag wind gaan we langs Terschelling. De wind loopt snel op naar 24 knopen, maar blijft dan een hele tijd schommelen tussen 20 en 25, windkracht 5-6.
Met de wind pal in de rug is het niet echt comfortabel varen, de boot schommelt dan behoorlijk op de golven. Na een paar uur varen zijn we wat meer ingeslingerd en kunnen we weer aan een kopje koffie denken. Al die tijd lopen we wel ruim 6 knopen over de grond met stroom tegen.
Rond een uur of 2 zetten we een rif, omdat de boot af en toe uit het roer loopt als we van een golf af surfen. Dat is wel een leuk effect overigens, om op de snelheidsmeter meer dan 10 knopen te zien als je letterlijk van de golf afvaart. Maar hard werken dus voor de stuurautomaat. Het waait dan inmiddels meer dan 25 knopen.
De wind en golven blijven gestaag toenemen, om 5 uur rollen we de genua in. Dat hadden we eerder moeten doen; de snelheid mindert niet echt, en de boot ligt rustiger. Zo blijf je leren. Vooral dat minder zeil eigenlijk altijd beter is als het harder waait. Onze zeilinstructeur indertijd was altijd van zoveel mogelijk zeil, maar ik denk nu dat het gewoon zijn adrenaline kick was.
De wind en snelheid blijven toenemen, met windvlagen van windkracht 7. Bij Borkum hebben we stroom mee en lopen we 9-10 knopen. Eigenlijk is dat nogal veel, want we willen niet te vroeg bij Norderney aankomen. De aankomst loopt over de Schluchter, en dat is volgens de Reeds een route die je (1) alleen bij daglicht moet doen, en (2) niet bij zwaar weer. Nu is het weer niet zwaar, maar de golfhoogte is inmiddels toch wel 2 meter. Ik bel even met de havenmeester, en die zegt dat het geen probleem is en dat we zeker 3 meter water zullen hebben. Maar die golven dan? De kaart zegt bovendien dat de geul nogal variabel is, dus dat je goed op de tonnen moet letten.
Helemaal gerust ben ik er niet op, dus we varen zeer behoedzaam naar de buitenton. De eerste groene ton is dan snel gevonden, maar de rode verderop zien we niet. Dus het zeil maar even helemaal neer en op de motor naar de locatie van de ton op de plotter. Dan zien we hem, als een soort knipperlicht op een golf, en dan weer niet in een golfdal. Eén voor één verschijnen de tonnen zo, en ze liggen precies op de plaats die de plotter aangeeft. De dieptemeter geeft nooit minder dan 5 meter aan. Dus het was allemaal overdreven, makkelijker dan het Slijkgat bij Stellendam of het Westgat bij Lauwersmeer.
Eenmaal over de drempel komen we in de diepe geul langs het eiland. Gelukkig is de havenkom heel groot, dus kunnen we in rustig water opruimen en de lijnen en stootwillen gereedmaken. Even na 10 uur liggen we in de box. We krijgen wel nog een flinke bui over ons heen. Goed om het zout van dek te spoelen, maar niet zo leuk tijdens het aanleggen.
Zaterdag is nog een dag met veel wind en wolken. ’s Ochtends meld ik me bij de havenmeester om te betalen voor de afgelopen nacht. De havenmeester is een Nederlander. Ik zeg dat ik hem nog herken van de vorige keer, en daarna vraagt hij ‘Bent u hier eerder geweest?’… Het standaard riedeltje van een havenmeester.
We doen niet veel, beetje ruimen en we maken een plan om maandag verder te gaan. Als ik me ’s middags bij de Duitse havenmeester meld, krijg ik eerst een preek dat we in een te korte box liggen, met een uitleg over de mechanica van vingersteigers. Maar we mogen wel blijven liggen, want de wind is (en blijft) recht op de kop van de boot.
Aan het einde van de middag gaan we nog even naar het stadje. Net als de Nederlandse wadden leeft het eiland van het toerisme, in dit seizoen vooral de mensen op leeftijd zoals wij. We doen boodschappen en zijn weer binnen voor de volgende bui.
Zondag is nog een dag met veel wind, af en toe regen en nog minder vaak een beetje zon. Het zou om 4 uur opklaren, maar in plaats daarvan komt er nog een bui opzetten.
Maandag is het beter weer, mooi weer om voor we vertrekken het eiland nog verder te verkennen met het fietsje. Ten oosten van de jachthaven bestaat het eiland vooral uit oude polders (aan de waddenkant) en duinen (aan de zeekant). Het natuurgebied bevalt vooral de scholeksters en ganzen erg goed. Misschien is het tijd dat de natuur minder gans-vriendelijk wordt gemaakt…
Op de een of andere manier is elk waddeneiland hetzelfde, maar ze zijn ook allemaal anders. Het landschap in Norderney is vrij kaal. Er zijn fietspaden waarmee je het hele eiland kunt verkennen. Grappig is dat er elke zoveel kilometer een schuilhutje is.
De noordkant met de duinenkust is behoorlijk kaal. Zo af en toe toch wat bomen, maar veel is het niet.
Ik heb maar een klein rondje gedaan, net als bij de Nederlandse wadden is er een groot breed strand langs het hele eiland.